*Uit het juryrapport bij de uitreiking van de KNAW-Akademiepenning 2019 (foto Inge Hoogland, KNAW).U

Als hoogleraar wetenschapsonderzoek ben ik geïnteresseerd in de samenstelling van feiten

Wij richten onze werkelijkheid in op basis van feiten. Dat is terecht, mits het deugdelijke feiten zijn. Daarom is het belangrijk te beseffen dat kant en klare feiten het eindproduct van allerlei vooronderstellingen, keuzen en bewerkingen zijn. Als onderzoekers bijvoorbeeld armoede meten, moeten ze on te beginnen hun onderzoeksmethoden en statistische technieken bepalen. Bovendien hebben ze een normatieve definitie van armoede nodig. En hangt die definitie onder andere van iemands inkomen af, dan moet worden bepaald wat als inkomen telt.

Om een bekende zaak te noemen: als een moeder de boodschappen betaalt voor haar dochter in de bijstand, moet het bedrag daarvoor dan optellen bij het inkomen van de dochter? En in 2024 waren de armoedecijfers gedaald. Dat kwam echter alleen doordat de onderzoekers de definitie van armoede hadden ingeperkt.

Die wijziging gebeurde in alle openheid, zodat daar maatschappelijke discussie over mogelijk was. Maar neem het omgekeerde geval van een achterliggende definitie die in 2025 juist verder was uitgebreid, met eveneens grote gevolgen voor de rechten van mensen. Dát was het mechanisme achter de ‘enorm gestegen abortuscijfers’ waarover in dat jaar veel ophef ontstond.

Niemand leek het te beseffen, maar eigenlijk waren de cijfers in dit geval voornamelijk toegenomen doordat de definitie van zwangerschap was verbreed, en daarmee die van een abortus. Opnieuw een voorbeeld dus van getallen gebaseerd op achterliggende beslissingen. Dit keer was daar geen openheid over, of zelfs maar besef van. En wat is trouwens het doel van het bijhouden van cijfers over zo’n intieme privé-zaak? Waarom moet het ongedaan maken van zelfs de prilste bevruchting worden gemeld bij de Inspectie, die de cijfers vervolgens rapporteert?

Deze belangrijke casus van onzichtbare normatieve beslissingen achter de feiten, besprak ik in (onder andere) NRC van 15-16 maart 2025 (link).

Dit zijn voorbeelden uit de sociale wetenschap, maar in de natuurwetenschappen is het niet anders. Ook de feiten daarvan kunnen geen rechtstreekse reflecties van ‘de’ werkelijkheid zijn. Dat betoogde de wereldberoemde wetenschapsfilosoof Karl Popper al in de vroege twintigste eeuw. Het zijn immers altijd eindproducten van menselijk denken en doen.

Feiten zijn gemaakt met allerlei cognitieve ingrediënten, zodat ik ze ‘samengebalde argumenten’ noem. Als het goed is gaat er dus veel gedegen inspanning aan feitenproductie vooraf. Feitenvorming mag eigenlijk niet op vanzelfsprekend geachte tradities zijn gebaseerd. Steeds opnieuw is er grondig doordenken nodig van de redelijkheid van de assumpties, en dat vooral in het licht van de gevolgen daarvan voor mensen, dieren, en de hele natuur. Uiteraard is er dan ook democratische openheid over de genomen besluiten nodig.

Kort gezegd: weten vergt veel meer dan meten. Voor meer hierover zie onder publicaties.

Sinds mijn pensioen

Na mijn emeritaat in 2016 gaf ik drie jaar de cursus ‘Geluk als plicht en prestatie’ aan de Universiteit van Amsterdam voor het University College.

Met plezier ben ik daarnaast lezingen en gastcolleges blijven geven, waarbij ik zelf ook veel leer van de grote variatie aan organisaties waar ik mag komen spreken (zie onder lezingen).

Van 2022 tot zomer 2025 was ik lid van de Commissie Binnenlandse Afstand en Adoptie onder voorzittischap van prof dr Micha de Winter. Gedurende die jaren zijn we steeds dieper onder de indruk geraakt van het leed dat mensen is aangedaan. En we zijn trots op de grote groep onderzoekers wier werk tot de indringende rapporten daarover heeft geleid.

In 2019 ontving ik de Akademiepenning van de KNAW ‘voor een persoon die zich bijzonder heeft ingezet voor de bloei van de Nederlandse wetenschap’ (juryrapport). Dat is een geweldige kroon op mijn werk, en tegelijk een erkenning van het vakgebied Wetenschapsonderzoek, evenals van vrouwen in de wetenschap (de 43 eerdere ontvangers van de penning waren nog allemaal man, zij het dat Pierre Dubois hem in 1994 deelde met diens echtgenote Kitty Dubois).

Daarna begon het werk voor het boek Ei, foetus, baby. Een nieuwe geschiedenis van zwangerschap dat in 2023 is verschenen bij Atlas Contact. Daarover vertel ik meer onder publicaties en de ontvangst staat beschreven onder in de media.

Loopbaan

Behalve aan de universiteit zijn mijn inzichten gevormd in de psychiatrische praktijk. Mijn werkende bestaan begon eind jaren zeventig (met een HBO-diploma uit Maastricht) in de kinderpsychiatrische kliniek van het Academisch Ziekenhuis te Groningen. Mijn functie was die van ‘observatrice’. Observatrices begeleidden één opgenomen kind en rapporteerden over dit kind aan de artsen in de kliniek.

Deze leerzame periode maakte dat ik meer wilde weten en een universitaire opleiding psychologie begon (afgestudeerd in 1983). Omdat ik daarna vond dat ik nog te weinig begreep, voegde ik er een twee jarige universitaire studie in de wetenschapsfilosofie aan toe (afgestudeerd in 1985).

Vervolgens liet de combinatie van deze disciplines en de psychiatrische praktijk me niet meer los. Het onderzoeken van de psychologische en psychiatrische wetenschap zowel als hulpverlening werd mijn specialisme.

Mijn wetenschappelijke inspiratiebron werd niet alleen wetenschapsfilosofie, maar het bredere veld van het ‘wetenschapsonderzoek’, internationaal ‘science and technology studies’ geheten. Dat vakgebied legt zich toe op het onderzoeken van wetenschap, op een theoretische en op een empirische manier.

In 1990 promoveerde ik op een proefschrift over de veranderende betekenis van het begrip ‘wetenschap’ en ‘objectiviteit’ in de psychologie, bij de hoogleraren Pieter van Strien en Gerard de Vries. Dit (cum laude) proefschrift verscheen direct ook als het boek De regels van het vak bij Van Gennep (1990). Een paar jaar later kwam het in vertaalde en bewerkte vorm uit bij Cambridge University Press als Changing the Rules (1995).

In de tussentijd werd ik universitair medewerker in Groningen bij Psychologie evenals postdoctoraal onderzoeker bij de vakgroep Wetenschapsdynamica van de UvA.

Van 1995 tot aan mijn pensionering in juli 2016 was ik hoogleraar aan de Universiteit Groningen. De officiële naam van de leerstoel was ‘theorie en geschiedenis van de psychologie’, maar dat dekte de lading niet. Ik ontwikkelde me tot wetenschapsonderzoeker van verschillende disciplines die mensen bestuderen. Niet alleen de psychologie had mijn belangstelling, maar ook de psychiatrie, het hersenonderzoek en het genetisch onderzoek, terwijl ik me voor mijn laatste boek op weer andere disciplines richtte.

Belangstelling voor andere thema’s werd tijdens mijn werkende bestaan mede gevoed door naaste collega’s en promovendi. Ik noem Douwe Draaisma, Maarten Derksen, en Stephan Schleim, evenals promovendi zoals Jonna Brenninkmeijer, Ruth Benschop, Erik Faas, Yvette Bartholomée, Stefan Petri, en Hilde Tjeerdema

Publicaties

Een tijd lang ging ik artikelen publiceren in alleen Engelstalige wetenschappelijke tijdschriften, zoals dat hoorde in de psychologie. Daar leerde ik veel van en het bracht me interessante contacten met collega’s uit allerlei landen. Zo werd ik bijvoorbeeld bestuurslid van het European Neuroscience and Society Network, gefinancierd door de European Science Foundation.

Na verloop van tijd ervoer ik het steeds meer als een probleem dat wetenschapsbeoefenaren bijna alleen met directe vakgenoten communiceren. Wetenschapsonderzoekers schreven voor elkaar over allerlei disciplines, maar onze inzichten bereikten de betrokken onderzoekers niet, laat staan een groter publiek. Daardoor werd het publieke debat over wetenschap toen ook nog niet door het wetenschapsonderzoek gevoed.

Dus besloot ik in het Nederlands te gaan schrijven voor wetenschapsbeoefenaren, maar ook voor lezers met belangstelling voor wetenschap die niet aan aan een universiteit werken. Om die laatste reden nam ik de uitnodiging aan van uitgeefster Tilly Hermans om een boek te schrijven voor haar uitgeverij Augustus met geweldig goede fictie-schrijvers.

Het boek De depressie-epidemie (1ste druk mei 2008; elfde druk 2023) kreeg meteen overweldigende ontvangst in allerlei kringen binnen en buiten de universiteit. Het werd bekroond met de NWO Eurekaprijs 2009. Uit het juryrapport (link): ‘Dit is een bijzonder boek, omdat het langs de weg van de historische analyse, met een goed onderbouwde methodologische en wetenschapstheoretische kritiek en op basis van een oprechte bezorgdheid over ontwikkelingen in de samenleving als onbetrouwbaar ijs ontmaskert wat altijd voor een stevig fundament werd gehouden.’

In hetzelfde jaar was ik zomergast bij het VPRO-programma Zomergasten, waarbij ik filmfragmenten kon laten zien over alles wat me boeit, variërend van een clip met Jan Wolkers en een met de filosoof Karl Popper tot fragmenten uit The Soprano’s en uit de optredens van de cabaretière Brigitte Kaandorp.

Eveneens tot mijn trots plaatste NRC Handelsblad De depressie-epidemie in 2010 op een lijst met de 15 beste werken uit de 21ste eeuwse internationale nonfictie literatuur. En in 2011 werd ik benoemd tot officier in de orde van Oranje Nassau vanwege (zoals de officiële toelichting meldde) ‘mijn wetenschappelijke verdiensten zowel als mijn bijdragen aan het maatschappelijke debat’.

Het boek Betere mensen (1ste druk juni 2014, vijfde druk september 2019) kreeg opnieuw uitvoerig aandacht met veel interviews en recensies en leidt ook tot prachtige uitnodigingen voor een lezing. Het leidde tevens tot een uitnodiging voor een dubbelinterview met de door mij bewonderde schrijfster Nelleke Noordervliet in de reeks Zomeravondgasten van NRC Handelsblad 2014. Eind december meldde Atheneum Boekhandel dat het tot de top tien van de meest verkochte boeken in de sociale wetenschappen hoorde.

Onderwijs

Met collega dr Ineke Wessel verzorgde ik onderwijs in het Honours College van de Universiteit Groningen, wat altijd leuk en leerzaam was.

En vele jaren gaf ik met groot plezier de cursus Wetenschapstheorie voor psychologiestudenten. Gaandeweg leerde ik zo veel mogelijk voorbeelden uit hun eigen bestaan te gebruiken. De gemiddelde waardering was altijd erg hoog, terwijl het vak ook hoog scoorde op moeilijkheidsgraad. Bij schriftelijke evaluaties na het tentamen plaatsten sommigen opmerkingen die me zijn blijven ontroeren.

“U bent een geweldige docent. U heeft me erg aangezet tot nadenken”. En: “Door u heb ik een idee gekregen ‘wie ik wil zijn’ in plaats van ‘wat ik zou moeten zijn’. Ik denk dat u heel veel heeft bijgedragen aan mijn toekomst.” Bij zoiets wordt elke docent dankbaar voor het beroep dat ze gekozen heeft.

Tenslotte mijn foto’s

De professor (kolibrivlinder)

Sinds 2017 maak ik macrofoto’s van microscènes die ik zelf eerst heb gebouwd. Elke gefotografeerde scene is slechts ongeveer één vierkante centimeter groot. Het zijn dus geen ‘natuurfoto’s’, ook al staat er vaak een klein dier of zaadje op.

Soms maak ik een drieluik, zoals hieronder de reeks ‘Het eerste avontuur’ gemaakt met een mini-slakje. Het was nog zo teer dat het niet tussen duim en wijsvinger mee naar binnen te nemen was, wat ik toen op een blaadje deed.

Een tweede reeks is die met een vliegje dat te water raakt, zich dapper probeert te redden, maar uiteindelijk ten onder gaat. Deze reeks heet ‘Mayday Mayday’

Meer foto’s zijn te vinden onder de streepjes rechtsboven op deze website.