‘Met grote moed, zorgvuldigheid, en nieuwsgierigheid zwengelt zij een nuttig publiek debat aan’ – citaat uit de laudatio bij de uitreiking van de KNAW Akademiepenning 2019 (foto Inge Hoogland, KNAW).

– – – – –

Als (emeritus) hoogleraar wetenschapsonderzoek ben ik geïnteresseerd in de samenstelling van feiten

Wij richten onze werkelijkheid in op basis van feiten. Dat is terecht – als het deugdelijke feiten zijn. Daarom is het belangrijk te beseffen dat kant en klare feiten uit ingrediënten bestaan, die tevoren zijn gemaakt, gekozen en bewerkt.

Feiten zijn dus geen rechtstreekse reflecties van ‘de’ werkelijkheid. Ze zijn het eindproduct van menselijke redeneringen en besluiten. Er gaat veel denk- en ontwerp-werk aan vooraf, zodat ik ze ‘samengebalde argumenten’ noem.

Loopbaan

Mijn werkende bestaan begon eind jaren zeventig – met een hbo-diploma uit Maastricht – in de kinderpsychiatrische kliniek van het Academisch Ziekenhuis te Groningen. Mijn functie was die van ‘observatrice’. Observatrices begeleidden één opgenomen kind en rapporteerden daarover aan de artsen in de kliniek.

Deze leerzame periode maakte dat ik meer wilde weten en een universitaire opleiding psychologie begon (afgestudeerd in 1983). Uit verdere nieuwsgierigheid, voegde ik daaraan een twee jarige studie in de wetenschapsfilosofie toe (afgestudeerd in 1985).

Vervolgens liet de combinatie van deze twee disciplines en de psychiatrische praktijk me lange tijd niet meer los. Het onderzoeken van de psychologische en psychiatrische wetenschap zowel als praktijk werd mijn specialisme.

Mijn wetenschappelijke inspiratiebron werd niet alleen wetenschapsfilosofie, maar het bredere veld van het ‘wetenschapsonderzoek’, internationaal ‘science and technology studies’ geheten. Dat vakgebied legt zich toe op het onderzoeken van wetenschap, op een theoretische en op een empirische manier.

In 1990 promoveerde ik cum laude op een proefschrift over de veranderende betekenis van het begrip ‘wetenschap’ en ‘objectiviteit’ in de psychologie, bij de hoogleraren Pieter van Strien en Gerard de Vries. Het proefschrift verscheen direct ook als het boek De regels van het vak bij Van Gennep (1990). Een paar jaar later kwam het in vertaalde en bewerkte vorm uit bij Cambridge University Press als Changing the Rules (1995).

In de tussentijd werd ik universitair medewerker in Groningen bij Psychologie evenals postdoctoraal onderzoeker bij de vakgroep Wetenschapsdynamica van de UvA.

Van 1995 tot aan mijn pensionering in juli 2016 was ik hoogleraar aan de Universiteit Groningen. De officiële naam van de leerstoel was ‘theorie en geschiedenis van de psychologie’, maar deze dekt de lading niet. Ik ontwikkelde me tot wetenschapsonderzoeker van verschillende disciplines die mensen bestuderen. Niet alleen de psychologie had mijn belangstelling, maar ook de psychiatrie, het hersenonderzoek en het genetisch onderzoek – terwijl ik me voor mijn laatst gepubliceerde boek op de embryologie, verloskunde en gynaecologie heb gericht.

Onderwijs

Vele jaren gaf ik met groot plezier de cursus Wetenschapstheorie voor psychologiestudenten. Ik leerde met voorbeelden zo veel mogelijk aan te sluiten bij hun eigen bestaan. Voor een deel van de studenten bleef het vak toch te abstracti, maar de gemiddelde waardering was altijd erg hoog, terwijl het vak ook hoog scoorde op moeilijkheidsgraad. Bij schriftelijke evaluaties na het tentamen plaatsten sommigen opmerkingen die me zijn blijven ontroeren

“U bent een geweldige docent. U heeft me erg aangezet tot nadenken.” En “Door u heb ik een idee gekregen ‘wie ik wil zijn’ in plaats van ‘wat ik zou moeten zijn’. Ik denk dat u heel veel heeft bijgedragen aan mijn toekomst.”

Bij dat soort reacties op een voorgedrukt evaluatieformulier raak je ontroerd en dankbaar voor het beroep dat je hebt.

Publiceren

Een tijd lang ging ik artikelen publcieren in alleen Engelstalige wetenschappelijke tijdschriften, zoals dat hoorde in de psychologie. Daar leerde ik veel van en het bracht me interessante contacten met collega’s uit allerlei landen. Zo werd ik bijvoorbeeld bestuurslid van het European Neuroscience and Society Network, gefinancierd door de European Science Foundation.

Na verloop van tijd ervoer ik het steeds meer als een probleem dat wetenschapsbeoefenaren bijna alleen met directe vakgenoten communiceren. Wetenschapsonderzoekers schreven de meest interessante analyses over wetenschap, maar hun inzichten bereikten zelfs de onderzoekers niet wier disciplines ze bespraken, laat staan dat ze onder ogen kwamen van een groter geïnteresseerd publiek.

Ook viel het op dat het debat over wetenschap in de Nederlandstalige pers niet door het wetenschapsonderzoek werd gevoed. Dat valt te verwachten als de inzichten uit dat vakgebied slechts in Engelstalige wetenschappelijke tijdschriften worden uitgewisseld.

In het Nederlands

Dus besloot ik in het Nederlands te gaan schrijven voor wetenschapsbeoefenaren uit verschillende disciplines, en tegelijk voor lezers met belangstelling voor wetenschap die niet aan aan een universiteit werken.

Om die reden nam ik de uitnodiging aan van uitgeefster Tilly Hermans om een boek te schrijven voor haar uitgeverij Augustus met geweldig goede fictie-schrijvers.

Het boek De depressie-epidemie (1ste druk mei 2008; tiende druk 2019) kreeg meteen overweldigende ontvangst in allerlei kringen binnen en buiten de universiteit. Het werd bekroond met de NWO Eurekaprijs 2009. Uit het juryrapport (link): ‘Dit is een bijzonder boek, omdat het langs de weg van de historische analyse, met een goed onderbouwde methodologische en wetenschapstheoretische kritiek en op basis van een oprechte bezorgdheid over ontwikkelingen in de samenleving als onbetrouwbaar ijs ontmaskert wat altijd voor een stevig fundament werd gehouden.’

In hetzelfde jaar was ik zomergast bij het VPRO-programma Zomergasten, waarbij ik filmfragmenten kon laten zien over alles wat me boeit, variërend van een clip met Jan Wolkers en een met de filosoof Karl Popper tot fragmenten uit The Soprano’s en uit de optredens van de cabaretière Brigitte Kaandorp.

Eveneens tot mijn trots plaatste NRC Handelsblad De depressie-epidemie in 2010 op een lijst met de 15 beste werken uit de 21ste eeuwse internationale nonfictie literatuur. En in 2011 werd ik benoemd tot officier in de orde van Oranje Nassau vanwege (zoals de officiële toelichting meldde) ‘mijn wetenschappelijke verdiensten zowel als mijn bijdragen aan het maatschappelijke debat’.

Het boek Betere mensen (1ste druk juni 2014, vijfde druk september 2019) kreeg opnieuw uitvoerig aandacht met veel interviews en recensies en leidt ook tot prachtige uitnodigingen voor een lezing. Het leidde tevens tot een dubbelinterview met de door mij bewonderde schrijfster Nelleke Noordervliet in de reeks Zomeravondgasten van NRC Handelsblad 2014. Eind december meldde Atheneum Boekhandel dat het tot de top tien van de meest verkochte boeken in de sociale wetenschappen hoorde.

Sinds 2016

Halverwege 2016 vertrok ik bij de Universiteit Groningen wegens voorgeschreven pensionering. Daarna gaf ik met groot plezier nog drie keer de cursus ‘Geluk als plicht en prestatie’ voor het gezamenlijke honoursprogramma van de UvA, de VU, en het Amsterdam University College.

In 2019 ontving ik de Akademiepenning van de KNAW ‘voor een persoon die zich bijzonder heeft ingezet voor de bloei van de Nederlandse wetenschap’ (link naar het juryrapport / de laudatio). Dat is een geweldige kroon op mijn werk, en tegelijk een erkenning van het vakgebied Wetenschapsonderzoek, evenals van vrouwen in de wetenschap. De 43 eerdere ontvangers (link) waren allemaal man – al ging hij in 1994 naar Pierre Dubois samen met diens echtgenote Kitty Dubois.

Momenteel ben ik lid van de commissie Binnenlandse Afstand en Adoptie onder voorzittischap van prof dr Micha de Winter.

Verder geef ik gastcolleges en lezingen, waarbij ik zelf ook veel leeer van de grote variatie aan organisaties waar ik mag komen spreken.

Mijn nieuwe boek Ei, foetus, baby. Een nieuwe geschiedenis van zwangerschap verscheen eind april 2023 bij Atlas Contact. Daarover vertel ik meer onder ‘publicaties’.

Tenslotte: mijn foto’s

Louter voor de lol maak ik macrofoto’s van microscènes die ik zelf eerst heb gebouwd. Het zijn dus geen natuurfoto’s, maar foto’s van een werkelijkheid die ik heb gecreëerd. Er staat steeds een insect of ander klein dier op, omdat de combinatie van kwetsbaarheid en ondernemingszin van die kleine beestjes me boeit. Verder variëren mijn attributen van belichting tot papiertjes, stukjes glas of spiegel, druppels water, schelpen, veertjes, draadjes, kralen, keukenkruiden, zaden, of watten.

Elke gefotografeerde scene is slechts ongeveer één vierkante centimeter groot en is door mij op de eettafel opgebouwd. Sommige van de foto’s zijn op deze site te vinden onder ‘contact’. En dit is het drieluik ‘Mayday Mayday’ dat net zoals al mijn foto’s op de eettafel tot stand is gebracht, met in dit geval de nat gemaakte bodem van een omgekeerde glazen vaas, die de suggestie levert van water met ijsschotsen waarin het dappere vliegje ten onder gaat.